< 1 2 >
Variabele
In een functie kan een variabele verschillende waardes aannemen. Ze worden meestal aangeduid met letters die aan het einde van het alfabet voorkomen, zoals x, y, z.
Voorbeeld 1
In een machtsfunctie met de variabele x
f (x) = a · xn
is a de coëfficiënt en n de exponent.
Voorbeeld 2
In een polynoom met de variabele x
P(x) = anxn + an−1xn−1 + ··· + a2x2 + a1x + a0
zijn a0, a1, a2, ... , an de coëfficiënten van de opvolgende termen.
Voorbeeld 3
In een kwadratische functie van de variabele x
is de p een parameter die verschillende waardes kan hebben.
Voorbeeld 4
De nulaire functie f () = π heeft geen variabele maar beschrijft een constante.
Voorbeeld 5
De binaire functie f (x, y) = 3xy heeft de twee variabelen x en y als argument.